OP VRIENDENBEZOEK
Door: Frank Höppener
Blijf op de hoogte en volg Frank
24 December 2011 | Botswana, Gaborone
Rusty is een man van de wereld. Vriendelijk, maar wel een echte ‘vent’, geboren in Tshabong, met een zaak in Omaweneno en eigenaar van een Tsabongse garage. Hij heeft ook belangen in het restaurant naast de deur. Ik kon goed met hem en zijn vrouw Michelle opschieten. Ze trouwden in de tijd dat ik zelf in Tshabong zat maar toen hebben we elkaar om een of andere reden niet ontmoet. Zijn huidige garage en woning was toen een leegstaand spookhuis waar de zandstorm omheen huilde. Hij zat toen vooral in Omaweneno. Na drie maanden Tshabong hield Irene het niet meer uit en vertrok terug naar Zuid Afrika met de mededeling aan Rusty: ‘Bouw de zaak eerst maar eens op, en als er hier wat meer leven is, kom ik wel terug.’
Rusty is een autoriteit in Tshabong want hij de beste mechanic in de verre omgeving, al doet zijn naam dat niet vermoeden. Zelfs auto’s van de regering krijgt hij onderhanden terwijl er toch een CTO (Central Transport Organisation) van de regering in dit stadje zit. Hij heeft de rust en humor van een zelfverzekerde.
Op de ochtend voor mijn vertrek dronk ik koffie met Rusty op zijn balkon. Hij vertelde dat Philip, de slager, op het laatst erg slecht ter been was. In mijn tijd was ie al veel te dik, maar dat was na mijn vertrek nog veel erger geworden. Hij kon alleen nog met een stok lopen. Eens kwam hij bij Rusty op bezoek en in de loop van dat gesprek greep hij over zijn buik heen naar zijn kruis: ‘Hey man, I’ve not seen this thing for more than twenty years!’
DESOLAAT
Voor mijn vertrek naar Gabs ging ik kijken bij Philip’s ‘Suez Canal Butchery’. Verlaten. Volgens Rusty was de zoon die de zaak voortzette niet genoeg bij de pinken. De deur was gesloten en toen ik door de raampjes loerde zag ik overal Philip’s ijskasten staan, maar opengeklapt en bestoft. Desolaat.
Waarom had hij zijn slagerij 'Suez Canal' genoemd? In de jaren zeventig van de vorige eeuw was er sprake van een plan om een trans Afrika spoorlijn aan te leggen van Cape Town naar Cairo. Philip was ervan overtuigd dat die door Tshabong zou lopen. Vandaar een voorschot op wat nog moest komen, maar nooit bewaarheid werd. En nu is zijn butchery er ook niet meer.
Philip schoot zijn koeien neer, met een nekschot. Geen diervriendelijke dood. Als hij delen van het dier op het hakblok legde moest je dekking zoeken want de botsplinters vlogen je in de ogen. Zijn favoriete kreet was: ‘Mussa káso!’ waarop direct schreeuwend volgde: ‘Sagááso!’ Volgens mij onbestaande woorden maar het was een eigen Philip-uitdrukking met een ongetwijfeld scabreuze betekenis. ‘Hey man. That lady. She’s got a bííííg mussa kaso! Zijn gewicht werd ongetwijfeld in de hand gewerkt door zijn gang naar de ijskast met uiterst goedkope Sekt om het kwartier en de hele dag door.
Weemoedig om de vergankelijkheid van alles reed ik via Makopong, de woonplaats van Henrietta door naar Gaborone.
Slaapproblemen onderweg. Het turen in het scherpe licht, de matige snelheid, het lege landschap waarin niets veranderde. Desastreus voor je alertheid.
Bij de diamantmijn van Jwaneng zat een grote gier bij het karkas van een ezel. Da’s dan weer leuk.
SIXPACK
Bij Kanye draaide ik oostwaarts over een van de weinige mooie asfaltwegen van Botswana naar Kumakwane om Mma Kooreme op te zoeken en een sixpack achter te laten. Ze is een nu gepensioneerde onderwijzeres van het dorp. Na mijn cursus Setswana (‘Botswaanse taal’) indertijd werden ik en mijn medecursisten daar gedropt om de taal in te oefenen. Mma Kooreme en ik konden het goed met mekaar vinden. Ze noemde mij haar 'son'. Naderhand ben ik nog twee keer bij haar op bezoek geweest, deze keer was na een jaar of zeventien de derde. Ze had nog twee foto’s van me; eentje zowaar met Marthe en Nora er op. Ze was erg blij dat ze me zag. Ze vindt van zichzelf dat ze nu ‘sick’ is. Er is iets met haar rechteroog. Aan het linker is ze al geopereerd, en het rechter is in januari aan de beurt.
En na Mma Koooreme dan eindelijk naar Gabs.
Daar werd ik hartelijk welkom geheten door Mien en Bernard in hun fantastische huis. Een tuin als een lusthof. Het heeft echt sfeer. Eerst een koel pilsje, dan koffie. Ze vertelden dat vrienden van hen net een dag eerder in Potchefstroom een vergelijkbare panne als ik in Bokspits hadden gehad, maar bij hen was het wiel er daadwerkelijk vanaf gelopen. ’s Avonds praatten Bernard en ik goed bij over de ontwikkelingen van de laatste jaren. Bernard was Head of Department van de faculteit Geologie op de University of Botswana. Een van zijn opdrachten was om de leiding van de faculteit in locale, Botswaanse handen over te dragen. Nu is hij gepensioneerd en moet hij met lede ogen aanzien hoe zijn opvolger het opgebouwde werk te gronde richt. De man komt al jaren elke dag niet meer dan een half uur op z’n werk, en dat pas als de kater van de vorige dag enigszins te hanteren is. De kwaliteit van onderzoek en onderwijs lijdt daar uiteraard onder. Ik weid maar niet uit over zijn chicanes op personeelsmatig vlak. Maar zoals dat gaat in Afrika, ergens iemand hogerop dekt zijn incompetentie toe. Hij is een lokale ‘Motswana’ (= zwarte Botswaanse inwoner) en geen witte. Al die jaren níémand die het aankaart. Het personeel weet hoe de hazen lopen, dus dat kijkt wel uit.
TELEGRAAFLEZER
Het is strijk en zet in Botswana: tot en met de Secondary School zijn de meeste jongens aardig. Maar het lijkt wel of ze vervolgens een klap van de molenwiek krijgen. De meerderheid verwordt tot een incompetente windbuil, zeker als ze hogere posities bereiken. Wat sterk meespeelt is dat ze:
a) als jongetje door hun moeder worden behandeld als kleine prinsjes; en
b) met een diploma op zak denken dat alles hen in de schoot moet worden geworpen. Ze zijn er. Terwijl het overal in de wereld dan pas moet beginnen. Je moet eerst wat laten zien en produceren in plaats van kennis van anderen opnemen. Onderwijs, onderzoek, publicaties, dat gaat allemaal aan een hoge academische positie vooraf.
Laat mij nou degene zijn die altijd heeft beweerd dat bijna alleen onderwijs een zinvolle vorm van ontwikkelingshulp is, maar op dit hogere niveau zet ook dát kennelijk geen zoden aan de dijk en voegt de hulp zich bij de normale waslijst met mislukkingen. Alleen lager onderwijs en onderwijs aan vrouwen blijft dus over. (Dan stellen ze het krijgen van kinderen uit.) Jammer.
Hulporganisaties en regeringen gaan niettemin vrolijk door met het verspillen van belastingcenten. En pas op als je een kritische noot plaatst bij het heilige huisje; dan ben je populist of rechts. Dieper kun je niet zinken. Wacht; ‘Telegraaflezer’ dá’s misschien nog net een graadje erger. De bevlogen ontwikkelaars zijn voor hun positie ervan afhankelijk of de kermis doorgaat. Ik snap dat wel; ik wil zelf ook graag een belegde boterham. Er is geen andere keus dan ja-knikker te worden, want op de commerciële arbeidsmarkt maken ze geen schijn van kans. Ze zitten in een vak waaruit ze moeilijk kunnen ontsnappen. Dus draaien ze rond in hetzelfde zelfbevestigende kringetje. Met dank aan Bernard en Mien: ‘Ontwikkelingshulp is ideologische incest.’
Helaas willen ook de goedwillende Nederlanders thuis geen feiten horen die hun associatie van ontwikkelingshulp met naastenliefde onderuit halen.
RUMPSTEAK
In de avond sprak ik af met Bert van Nieuwenhuizen en zijn metgezellin Cynthia, afkomstig uit Gaborone. Na omzwervingen via ondermeer Maastricht, Zimbabwe en Albanië zitten ze nu in Kigali, Rwanda. Ze zijn voor de Kerst bij Cynthia’s ouders. We hadden elkaar zeventien jaar niet gezien; het was een geweldige avond. Met een dikke rumpsteak bij de Bull & Bush, wat bovendien een geweldige tent blijkt te zijn voor nachtelijke uitspattingen.
Goede berichten van Bert over zíjn vorm van ontwikkelingshulp. Hij is een MBA en stimuleert en adviseert bedrijven, over bedrijfsvoering en renewable energy. Hij geeft gratis advies, maar komt niet met een zak met geld aandragen. Alle investeringen moet het bedrijf zelf doen. Bert: ‘Ze moeten hongerig zijn naar business!’
Kijk, zo kan het ook.
Bert had goede berichten over de toenemende mogelijkheden om tot zaken te komen in Zimbabwe, ondanks de chicanes van Mugabe.
Ik sprak gisteren over de telefoon met Craig. Hij had met Sirkel Motors gebeld en aangekondigd dat ze de auto moesten terugnemen. Maar hij zei dat Sirkel ‘not interested’ was. Als ik met Sirkel moet breken betekent dat een blijvende relatie met deze rotbak en ook dat ik in twee dagen tijd een nieuwe parkeerplaats in Windhoek moet zien te vinden voor de periode dat ik in Nederland zit. Dat kan het volgende buikpijndossier worden.
De dag voor Kerst zijn alle garages dicht. Graag had ik een mechanic gevraagd naar de herkomst van een bepaald geluidje en het lekje koelvloeistof (weet je nog: Mabuasehube). Daarvan hangt af of ik over de grote weg naar Windhoek rijd of over de track via Hukuntsi en Ukwi terug naar Ncojane. Het wordt dus de grote weg; jammer. Ik vertrouw niets meer aan die auto. Bij elk geluidje is het meteen alarm.
Ke o bua ka moso (Ik spreek je morgen.)
Frank
-
24 December 2011 - 11:25
Toos:
ha die frank, wat een geweldige verhalen weer. Ik weet niet voor wie ik nu meer bewondering moet hebben: andré kuipers , die in de ruimte verblijft, of voor jou, die potverdorie in zo'n desolate omgeving weer zo'n pech heeft met die landrover en stug doorgaat.
lfs
toos
-
24 December 2011 - 15:00
RonaldvM:
Toos denkt dat je een landrover hebt...dat was toch veel minder dan je Toyota of heb je nu een andere mening ?
Plak die autostukkies aan elkaar en je hebt een leuk stuk non-fiction. -
24 December 2011 - 20:36
Frank Höppener:
Hoi Toos, Ronald,
Het is inderdaad een landcruiser (Toyota). En een landrover komt nicht im Frage. Altijd kapotte differentieels en in de Botswaanse zandpaden branden ze uit.
Groet
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley